Door onze correspondent Patrick Cornelius
We zijn al vele malen in Spanje geweest natuurlijk; ook al voordat Marlies en ik elkaar leerden kennen. Zij heeft er lang gewoond en ik ben er als rechtgeaarde toerist geweest, op plekken die ik nu in de zomer bij voorkeur zou vermijden. Callela, Benidorm, Mallorca, Gran Canaria, Blanes. De bekende toeristenplaatsen voor de losbandige jeugd, gezinnen met caravans en adolescenten die aan hun tweede jeugd gaan beginnen. Nu komen we in relatief rustige plaatsen en ontlopen we de ploppers voor clubs, discotheken, ranzige restaurants en andere plaatsen die in onze jeugdherinneringen het walhalla van vakantie waren.
Maar één ding ontbrak in mijn Spaanse heropvoeding: Zuid-Spanje. Natuurlijk kende ik de prachtige plaatjes over legendarische steden als Cordoba, Granada, Málaga en Sevilla. Maar het dichtst wat ik erbij kwam, waren de beelden vanuit de stadions in deze steden als ik de wedstrijden van Barcelona zat te kijken in La Liga. De commentator legde dan vaak uit welke schoonheid deze steden uitstraalden. En afgaande op de foto’s en beelden van folders en documentaires moest het ook wel gewoon prachtig zijn. Kortom: we moesten op ontdekkingsreis naar het zuiden.
Sevilla
De eerste stad: Sevilla. Zelf had ik bedacht om elk jaar, naast de gebruikelijke ik-doe-helemaal-niks vakanties in de zomer, minimaal één stad in het zuiden te gaan bekijken. Een week, gewoon om er geweest te zijn. Eerste stap: een verblijf zoeken. En het aanbod is natuurlijk zo groot dat wij er niet meer uitkomen. Want het moet sowieso een appartement zijn, niet te duur en wel een beetje ruim. Ik ben namelijk een nachtbraker en het is dan prettig wanneer Marlies kan slapen, terwijl ik Marvel- of DC-films aan het kijken ben, koffiedrink, sigaretjes rook en alles opeet wat niet wegloopt midden in de nacht.
Het lijkt een fabrieksdorpje
Uiteindelijk vonden we een kamer(tje) in Monumento S.XVI Corralas. Het oogt als een soort weeshuis en wat ik er over kon vinden, is dat dit een plaats midden in de stad was, waar gezinnen woonden in een setting die doet denken aan de oude ‘fabrieksdorpjes’ van Philips en andere Nederlandse multinationals, die hun arbeiders dicht bij de fabriek wilden laten wonen. Getuige onderstaande foto uit 1902.
Het ziet er nu heel gezellig uit; zo’n binnenplein met allemaal losse appartementjes, maar het heeft ook iets heel bizars. Er staat namelijk een bid-plaatsje op het terrein, zoals je in katholieke landen/streken vaak ziet langs de weg. Maar dit is niet zomaar een bid-plekje, maar speciaal voor de kinderen die in de loop der tijd – blijkbaar – in redelijk grote getale naar beneden waren gevallen en de val wel of niet overleefd hadden. Het meisje dat ons het appartement wees, had niet zo’n groot historisch besef, want ze wist niet wat deze plek ooit geweest was en ook niet of je nu kon bidden voor de kinderen die de val wel of juist niet overleefd hadden.
Ze vertelde wel dat er een prachtige fontein is waar men vroeger de was deed en inderdaad, dat ziet er mooi uit. Wel een belangrijk detail is dat het vermoedelijk geen fontein is/was, maar een waterbron en dat deze nu kurkdroog staat. Maar goed; dat is ook allemaal uit het verleden, dus echt belangrijk is het niet.
De eerste dag in Sevilla
Onvoorbereid als we gebruikelijk zijn, gingen we de volgende dag de stad een beetje verkennen. In onze gehuurde Volkswagen Polo, een avontuur op zich. De oude binnenstad met z’n smalle straatjes en steegjes is hartstikke leuk om rond te dwalen, maar het maakt het wat lastig om een goede ‘plattegrond’ van de stad in je hoofd te krijgen. Steeds de vertwijfeling als je op een kruispunt staat welke kant je op moet of waar je vandaan kwam. Sevilla is een grote stad voor onze begrippen. Een agglomeratie met meer dan een miljoen inwoners is behoorlijk en dat is ook wel te merken aan het verkeer. Het is een stuk makkelijker om je snel te verplaatsen met een motor, scooter, elektrische step of elk ander tweewielig motorvoertuig dan met een auto. De sfeer is desondanks toch gemoedelijker dan wij gewend zijn in het drukke Nederland.
In onze zoektocht naar een stukje geschiedenis hebben we – onvermijdelijk – ook de Plaza de España bezocht en dat was mooier dan ik me had voorgesteld. Op foto’s en tv hadden we deze prachtige plek natuurlijk al gezien, maar in het echt maakt het toch behoorlijk indruk.
Het zonnetje scheen heerlijk over de stad en alleen de ijzige wind verpestte het ware zomergevoel dat we meestal hebben. Dat heb je als je per se naar Spanje wilt en niet kunt wachten tot de zomer echt is begonnen.





