Door onze correspondent Patrick Cornelius
Na twee dagen verkennen in Sevilla met een snijdende koude wind (april), besloten we om een dagje naar Cádiz te gaan. Niet alleen werd er beter (warmer) weer voorspeld, maar een tripje naar de oudste stad van Spanje was slechts 120 km rijden. Een afstand die je in Nederland niet vrijwillig zou afleggen, maar in Spanje is het maar een stukje rijden.
Het is overigens een heel eenvoudige route, als je je eenmaal aan de wurggreep van het wegennet in Sevilla weet te ontworstelen. Gewoon, rechtdoor, over de snelweg. En zo’n rit is door het Spaanse landschap, waarbij je het steeds droger, maar ook gevarieerder ziet worden, gewoon leuk. De wegen zijn niet al te druk en er wordt behoorlijk ‘normaal’ gereden.
Te ver geparkeerd
In Cádiz aangekomen (wederom onvoorbereid) zochten en vonden we vrij snel een parkeergarage, waar we de huurauto veilig konden stallen. Het idee was om langs de kustlijn naar het centrum te wandelen, maar daar moesten we helaas al snel van terugkomen. Ondanks het pittige zonnetje maakte de koude wind het bijna onmogelijk om min of meer relaxt te wandelen en we zochten dan ook al snel de beschutting van de bebouwde kom op.
We hadden wat optimistisch ver van het centrum geparkeerd, kwamen we toen achter, want het werd uiteindelijk toch een stevige wandeling van bijna een uur voordat de historische toegang tot Cádiz in beeld kwam. In het centrum is ruim voldoende parkeergelegenheid, maar jammer genoeg kwamen daar in het centrum zelf pas achter.
Relaxte sfeer
Cádiz is echt een hele leuke stad om te vertoeven. Het is geen vlak gebouwd geheel, maar in de stad zitten door de ondergrond veel ups-and-downs, wat het echt een authentieke, middeleeuwse sfeer geeft. Uiteindelijk belandden we op een plein waar we wat te eten en drinken konden scoren. En ondanks de relatieve drukte was het personeel super relaxt en was er ook tijd voor een gewoon praatje van mens tot mens. Aan de oorspronkelijke bevolking is naar mijn inschatting wel duidelijk de Moorse invloed te zien; qua uiterlijk. Dat komt niet alleen terug in de architectuur, maar ook in de mensen, zal ik maar zeggen (zie ook Wikipedia).
Thuisgevoel
Het is een stad die we ook wel eens in de zomer willen bezoeken. De sfeer, de middeleeuws aandoende architectuur en het feit dat het net als onze woonplaats Woudrichem een vestingstad is, maken het een aantrekkelijke plaats om te verblijven. De haven in zicht en de wandelroute over wat we hier ‘stadswallen’ zouden noemen, geven ons een thuisgevoel. In plaats van zalmschouwen liggen er schepen van tientallen of honderden meters lang in deze haven, maar een boot is een boot, nietwaar.
Honderden supporters van Athletic de Bilbao
De volgende keer zullen we wat beter voorbereid zijn, zodat we niet al te veel tijd verliezen met langdurige en overbodige wandelingen, maar meer en langer van de stad zelf kunnen genieten. In ieder geval vonden we het elke meter van de 120 km lange rit waard en door het verschil in schaalgrootte kregen we eerder het gevoel er een beetje thuis te zijn. De sfeer is zoals gezegd relaxt, wat mede onderschreven werd door de aanwezigheid van honderden supporters van Athletic de Bilbao voetbalclub zonder dat het leidde tot Nederlandse taferelen (waarbij het straatmeubilair je binnen 5 minuten om de oren vliegt). Het is net te ver om er voor de zomervakantie heen te rijden, maar wij hadden wel het gevoel dat we ons hier veel meer thuis zouden voelen dan in het grote Sevilla.

